Geluidsfragment 8, Wolfskloofscene
De overschakeling naar de apotheose van de Wolfskloofscene gaat gepaard met een verandering van muzikale vorm: om de spanning op te voeren maakt Weber voor dit gedeelte gebruik van het effectvolle melodrama. Bij elke kogel die wordt gegoten is telkens wat anders aan de hand, zowel in de muziek als op het toneel. Juist in deze passage komt Webers geraffineerde Tonmalerei goed uit de verf. Zo slaagt hij er bijv heel goed in om met de strijkers het gesis in de gietvorm te imiteren. Ook hoefgetrappel, knallende zwepen en het gehijg van jachthonden worden realistisch nagebootst. 
Bij welke kogel breekt de hel los en welke middelen worden gebruikt om deze climax te realiseren?

  • Het geweld is op zijn hevigst in het gedeelte dat betrekking heeft op de voorbereidingen voor het gieten van de 7e kogel, die de duivel zal gebruiken om een mens te treffen. Nadat de 6e kogel is gegoten, volgt een maat generale pauze, waarin het hele orkest zwijgt (stilte voor de storm). Daarna barst een waarlijk demonisch presto los, waarin het orkest fortissimo speelt. De regieaanwijzingen in het libretto schrijven precies voor wat er intussen op het toneel moet gebeuren. Stukken rots vallen naar beneden, de aarde trilt. De mannen van de belichting laten zien wat ze kunnen: er verschijnen bliksemschichten, dwaallichten en door de aarde uitgebraakte blauwe vlammen. Weber bemoeide zich ook met het gebruik van de simulatieapparatuur: aan het eind moeten alle regen-, blikseminslag- en dondermachines in actie zijn.

    Rapporteer Plaats commentaar