Geluid is het gevolg van trillingen

 

Een zuivere toon bestaat uit een sinusgolf en heeft 2 eigenschappen:

 

- amplitude: sterkte van een toon. Verschil tussen hoogte en diepte van een golf

De amplitude van een toon bepaalt de toonsterkte. De toonsterkte wordt gemeten in decibel

 

-  frequentie: hoogte van een toon. Het aantal cycli dat een golf doorloopt binnen een tijdseenheid.

 

Hertz: aantal cycli per seconde. (mensen horen tussen 20 en 20.000 hertz)

 

Oor:

- buitenoor

- middenoor

- binnenoor

 

Het buitenoor:

- oorschelp, vangt geluiden op en leidt ze naar de

- gehoorgang, hier botsen de golven tegen het trommelvlies en doen dit trillen

 

Het trommelvlies is de ingang tot het middenoor.

 

Staat in verbinding met 3 gehoorbeentjes:

- malleus (hamer)

- incus (aambeeld)

- stapes (stijgbeugel)

(M-I-S)

 

De gehoorbeentjes werken als versterker.

De stijgbeugel vibreert tegen het ovale venster (opening in het slakkenhuis) (slakkenhuis = ochlea)

 

In het ovale venster zit een vlies waardoor het kloppen van de stijgbeugel drukgolven veroorzaakt in de vloeistof binnen in het slakkenhuis.

 

Basilair membraam: bevindt zich in het slakkenhuis.

 

Op dit membraam staan haarcellen. Door drukgolven geven neuronale impulsen die langs de gehoorzenuw naar de hersenen worden gestuurd.

 

De meeste signalen komen aan in de primaire auditieve cortex.

 

Er leiden ook banen van de hersenen naar het oor zodat wij geluiden kunnen isoleren.

 

Wegens de refractaire periode kunnen cellen niet sneller vuren dan 1000x per seconde.

 

Salvoprincipe: cellen reageren in groepen op geluid en wisselen elkaar af.

 

De plaats van de maximale vloeistofbeweging en de frequentie van het vuren spelen een rol bij de gewaarwording van toonhoogte.

 

Klankkleur (of timbre) van een instrument is het patroon van de grondtoon samen met de boventonen.

 

Auditieve lokalisatie: waar komt de klank vandaan.

 

Conductiedoofheid: bij het verouderen worden de gehoorbeentjes stugger en geven geluid minder goed door. Oplossing: gehoorapparaat.

 

Sensorineurale doofheid: schade aan de haarcellen in het binnenoor. Er worden geen of te weinig signalen doorgestuurd naar de gehoorzenuw. Oplossing: prothese (cochleaire implantaat).

 

 

Nadat een stimulus ons trommelvlies heeft bereikt, wordt het geluidssignaal allereerst versterkt door de drie  . Daarvan vibreert de laatste tegen het   waardoor drukgolven ontstaan in de vloeistof in het  .

Deze drukgolven strijken langs de haartjes op het   membraan. Hierdoor worden de haarcellen platgedrukt en ontstaat een zenuwimpuls die naar de primaire   cortex wordt verstuurd.

Rapporteer Plaats commentaar