-Geleerden waren in de Middeleeuwen meestal geestelijken. -Vanaf de Renaissance kwamen er steeds meer onderzoekers die geen geestelijke waren. Zij gingen onderwerpen bestuderen die niet met de godsdienst hadden te maken. -Zij gingen net als in de Grieks-Romeinse tijd proeven doen, kijken wat er gebeurde, nadenken over wat zij zagen. Copernicus en Da Vinci zijn daar voorbeelden van. - Het gevolg was een groot aantal uitvindingen die later de 'Wetenschappelijke Revolutie' zijn genoemd.