Geldzaken

Munten en bankbiljetten worden chartaal geld genoemd. Het zijn wettige betaalmiddelen (charta betekent wet), dus een goed waarvan in de wet staat dat iedereen ermee kan betalen. Dit wil niet zeggen dat iedereen elke vorm van geld moet accepteren. Een autodealer is niet verplicht een grote zak muntjes aan te nemen en een bakker zal vaak niet terug hebben van vijfhonderd euro.

Naast chartaal geld bestaat er giraal geld. Giraal geld is geld dat op een bankrekening staat.

Geld heeft 3 functies:
  • rekenmiddel;
  • ruilmiddel; en,
  • spaarmiddel.


Chartaal geld in de kassen van banken en in de geldautomaten, dus niet in handen van het publiek, wordt niet gebruikt als ruilmiddel, maar als dekkingsmiddel voor de banken.

Het geld dat gebruikt wordt als ruilmiddel en dat in handen is van het publiek noemen we de maatschappelijke geldhoeveelheid. Spaargeld behoort niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid omdat je er niet mee kunt betalen (ruilen). Chartaal geld van de bank is niet van het publiek en dus behoort dit geld ook niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid.

Een bank moet wel chartaal geld in kas hebben om onze rekening-couranttegoeden te dekken. De liquide middelen van de bank, ook wel dekkingsmiddelen genoemd, bestaan ut de kas (munten en bankbiljetten) en het rekening-couranttegoed van de bank bij De Nederlandse Bank (DNB) en de Europese Centrale Bank (ECB).

DNB, die met het toezicht op de banken is belast, mag aan banken een dekkingspercentage of liquiditeitspercentage opleggen. Dit percentage wordt als volgt berekend:
liquiditeitspercentage = (kas + tegoed DNB + ECB) : (rekening-couranttegoeden) x 100%

Rapporteer Plaats commentaar