gehoorzaamheid aan het recht is vanaf de 2e wereldoorlog minder vanzelfsprekend geworden.

deze was al op de proef gesteld door de oorlogservaringen toen duidelijk geworden was dat recht dat niet in het teken staat van rechtvaardigheid en menselijke waarden volledig ontspoorde regimes kan stutten. in de decennia na de oorlog droegen ook de democratisering van het onderwijs en de toenemende mondigheid en secularisering ertoe bij dat het recht zijn vanzelfsprekende respectabiliteit verloor.

vanaf de einde van de 19de eeuw tot de jaren zestig werd het politieke en morele gezag in nederland beheerst door de op religieuze of levensbeschouwelijke verwantschap gefungeerde verbanden (zuilen) deze hadden een vrijwel onaantastbare positie. deze verdeelden niet alleen het landschap van de politieke partijen, maar ook dat van de vakbonden, media en een belangrijk deel van de onderwijs en zorginstellingen. politieke besluitvorming werd gedomineerd door de voormannen van deze zuilen die compromissen sloten met de voormannen van de andere zuilen.

ten gevolge van de na de oorlog snel plaatsvindende modernisering van de samenleving en de daarmee samengaande secularisering groeide de weerstand tegen de dominantie van de zuilen. de 1e vorm van modernisering vormde het technocratische bestuur. ze wilden bij de wederopbouw van de samenleving laten leiden door neutrale niet aan levensbeschouwelijke achtergronden gebonden kennis.

goed onderwijs kwam beschikbaar voor brede lagen van de bevolking.  de naoorlogse groei dat mensen het financieel beter kregen en meer aandacht toonden voor immateriële waarden. beide ontwikkelingen leidden tot een toenemende mondigheid en een secularisering waardoor het vanzelfsprekend respect voor datgene wat altijd al zo was afnam. toename van buitenparlementaire acties (bezettingen stakingen).

Het recht werd kritischer getoetst aan persoonlijke waarden en belangen.  meer feitelijke betekenis had de verruiming van participatie op decentraal niveau: werknemers kregen meer invloed in ondernemingen, studenten op de universiteit en in psychiatrische instellingen werden de rechten van de patiënten versterkt.

dat de vergroting van de invloed van burgers maar ten dele langs parlementaire weg tot stand kwam had te maken met het feit dat de toenemende mondigheid de gedaante  had van een bevrijding van de als beklemmend ervaren druk van de zuilen. het droeg ertoe bij dat veel van wat uit Den haag kwam gewantrouwd werd. daarnaast brachten ook veranderingen binnen het recht met zich mee dat de klassieke verticaal gefundeerde legitimiteit meer wankel werd.

verder was de verzwakking van de verticaal gefundeerde legitimiteit het gevolg van twee tevens met instrumentalisering samenhangende tendensen die ertoe leidden dat de inhoudelijke aanspraken op het recht toenamen. ten 1e werd het recht ontvankelijker voor tegenstrijdige belangen. en verder werd het recht dat meer dienstbaar werd gemaakt aan sociaal wenselijke doelstellingen en meer kritisch getoetst aan de realisering daarvan

Rapporteer Plaats commentaar