• Geheel in de lijn van hetgeen hierboven gezegd is over de vorming van de karakterdeugden, die niet aangeboren zijn, maar door oefening en gewenning verkregen worden, betoogt Aristoteles dat de mens niet alleen verantwoordelijk is voor de handelingen die hij vrijwillig verricht, maar ook voor zijn karakter.
  • Niettegenstaande het belang dat Aristoteles hecht aan de karakterdeugden ziet hij contemplatie (theoria) als hoogste activiteit. Dit is de activiteit waarin de mens op een god lijkt. Met dit standpunt sluit Aristoteles aan bij de in de Griekse filosofie gangbare opvatting dat de mens zoveel mogelijk godgelijk moet proberen te worden.
  • Een leven van theoretische activiteit is in feite het kiezen van het leven dat het meest eigen is aan de mens.

Rapporteer Plaats commentaar