GEHECHTHEID/INDIVIDUATIE ( het hechtingsgedrag)

 

FASE  1)  van 0 tot 3 mnd      (persoonlijke scheiding tussen baby en moeder)

Deze periode wordt gekenmerkt door het niet-selectief reageren op mensen

Het belangrijke hechtingsgedrag is de sociale glimlach

De eerste 3 wk lacht het kind nog niet mens gericht, daarna reageert het kind op het stem geluid.

Met ongeveer 5 wk  gaat de glimlach gepaard met het staren naar gezichten als bewijs van liefde.

Brabbelen, huilen en glimlachen zijn hechtingsgedragingen ze dienen om de hechtingsfiguur nabij te houden.

Baby's hebben twee manieren van vast houden:

- het grijpreflex,  dit is het samen knijpen van de hand als de open palm wordt aangeraakt.

- het moro-reflex, het spreiden van armen en benen en deze weer naar de borst terug brengen, deze treed op bij harde        geluiden en verlies aan ondersteuning.

- zoek en zuigreflex, als de wang wordt aangeraakt draaien ze automatisch hun hoofd en zoeken ze met hun mond.

 

FASE 2) van 3 mnd tot 6 mnd      (ontwikkeling van hechting aan moeder)

Bij deze fase richt de baby zich op de vertrouwde personen en huilen bij vertrek van deze.

Veel reflexen verdwijnen en het sociale gedrag wordt selectiever.

Met vijf mnd grijpt de baby bij de mensen die ze kennen vooral naar de haren.

 

FASE 3)  van 6 mnd tot 3 jr      (sterk gestelt op de aanwezigheid van moeder, angst voor vreemden)

Bij zes mnd hecht de baby veel waarde aan de nabijheid van de hechtingspersoon en huilen als deze weer vertrekt.

Met zeven mnd kan de baby kruipen, dit doet hij/zij tot het doel is bereikt.( het doel gecorrigeerd systeem)

Als de baby bij de ouder is aangekomen ziet men het typerende gedrag van optillen.

Vanaf zeven mnd ontstaat er een angt voor vreemden en klampt het zihc vast aan de ouder.

Het is in deze periode tot aan 2,5 jr dat een breuk met de hechtingsfiguren schadelijk tot traumatische gevolgen kan hebben.

Vooral omdat de hechtingsfiguren die gene zijn die het kind begrijpen.

Het vroeg gescheiden worden van ouders gaat samen gaat met de ontwikkeling van angst en stemmingsstoornissen op latere leeftijd.

Ook begint het kind in deze fase te roepen en het kind ontwikkelt gedrag om contact te houden met de verzorger.

 

FASE 4)  van 3 tot het einde van de kindertijd   ( het kind ios steeds beter in staat moeder los te laten, blijft als veilige basis)

Het kenmerkend van deze fase is het partnerschap gedrag. Van twee tot drie zijn gericht op hun behoeft om bij de verzorger te zijn.

Als ze vier zijn veranderd dit en komen ze tot gemeenschappelijk gedrag.

Het egocentrisme veranderd en het spel gedrag met ander kinderen neemt toe.

 

 

 

 

 

 

Rapporteer Plaats commentaar