Gegeven is een natuurlijk persoon Y, een binnenlands belastingplichtige ondernemer voor de Nederlandse IB, met een vaste inrichting in Frankrijk waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten conform het OESO-Modelverdrag.

Op 1 mei 2013 wordt een goed dat uiteindelijk is bestemd voor verkoop aan derden door de vaste inrichting aan het hoofdhuis ‘verkocht’. De kostprijs bedraagt 300 op 1 mei 2013. De handelswaarde bedraagt dan 400. Op 1 mei 2014 vindt de uiteindelijke verkoop aan een derde plaats tegen een (consumenten)prijs van 600. Ga uit van een IB-tarief van 45%.

Bereken voor Y de verschuldigde IB voor de jaren 2013 en 2014 op basis van de bovenstaande gegevens. U dient bij deze berekeningen buiten beschouwing te laten de heffingskortingen, de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling.

  • 2013: bijdragewinst is 0, je realiseert niks, het gaat niet naar een derde.
    2014: Nu is er wél winst, namelijk 600 - 300: 300. Hiervoor word je in eerste instantie belast. Je krijgt nu belastingvrijstelling:

    Buitenlandse VI winst / generale winst x IB over de wereldwinst: 100 / 300 * 45 % =

    Als de aftrekwinst negatief is, is er geen vrijstelling (dan inhaalregeling). Als de teller groter is dan de noemer, dan mag je het verschil volgend jaar benutten (in deze casus het geval nl. 100 / 0 = belastingvrijstelling 0.) 100 gaat dus naar het volgende jaar. Aftrekwinst zit dus in 2013 (!).

    In 2014: aftrekwinst in eerste instantie 0, maar je mag die van vorig jaar benutten. Je krijgt nu een belastingreductie van 100 / 300 = 45% = vrijstelling 45

    Rapporteer Plaats commentaar