Gegeven het oorspronkelijk conventionele stelsel op het provinciale en gemeentelijk niveau is het volstrekt logisch dat de volksvertegenwoordiging, provinciale staten en gemeenteraad, volgens art. 125 eerste lid Gw aan het hoofd staan van de bestuursorganisatie. De dualisering heeft (vooralsnog) geen gevolgen voor het aantal staatsleden en gemeenteraadsleden: dit aantal is en blijft afhankelijk van het aantal inwoners. Beiden worden gekozen voor een periode van 4 jaar. In de Provinciewet (art. 13) en de Gemeentewet (art, 13) wordt een aantal functies genoemd die men niet gelijktijdig met het lidmaatschap van provinciale staten of gemeenteraad kan uitoefenen. Het betreft hier de incompatibileiten  (onverenigbare betrekkingen, zoals minister, staatssecretaris, lid van de RvS, etc.), De onafhankelijkheid mag niet in gevaar gebracht worden. De vergaderingen van provinciale staten en gemeenteraad zijn in beginsel openbaar (vgl. art. 125 eerste lid Gw). De leden stemmen zonder last (art. 129 zesde lid Gw). Ruggespraak over de uit te brengen stem met de fractie is vanaf 1983 toegestaan. Als (grond)wettelijk hoogste orgaan zijn aan provinciale staten en gemeenteraad tot dusver ook de belangrijkste bevoegdheden toegekend. Zij stellen in beginsel alle autonome verordeningen vast, tenzij deze bevoegdheid is verleent aan een ander decentraal bestuursorgaan. Ihkv dualisering is het bestuur bij B&W en GS geconcentreerd. Medebewind wordt ook bij deze colleges gelegd. Na de dualiseringsoperatie is er voor de gemeenteraad en de provinciale staten vooral de rol van controleur weggelegd, maar ook dient zij meer werk te maken van hun vertegenwoordigende functie.

Rapporteer Plaats commentaar