Gegeven: Er bestaan diverse opvattingen over het nut van grammaticaonderwijs. Daarbij
wordt steeds gekeken naar de relatie tussen expliciete kennis (leren) en impliciete kennis
(verwerven).
Gevraagd: Van welke hypothese gaat men tegenwoordig uit?
a. Aandacht voor grammatica heeft geen zin, want er is geen verband tussen het leren van
een regel en het verwerven van de taal.
b. Aandacht voor grammatica heeft geen zin, want het verband tussen leren van een regel
en het verwerven van de taal berust op toevallige omstandigheden.
c. Aandacht voor grammatica heeft zin, want er is een direct verband tussen het leren van
regels en het verwerven van de taal.
d. Aandacht voor grammatica heeft zin, want expliciete kennis van regels kan indirect
leiden tot impliciete taalverwerving.
Het juiste antwoord is d.