Geestelijke gestoordheid 1
Art. 3:34, eerste lid. Heeft iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord, iets verklaard, dan wordt een met de verklaring overeenstemmende wil geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Een verklaring wordt vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijk gestoorde nadelig was, tenzij het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling niet was te voorzien.

Geestelijke gestoordheid, vallen krankzinnigheid, hypnose, dronkenschap, verstrooidheid, hevige emotie, overspannenheid enz. onder.

Wil er (art. 3:34, eerste lid) sprake zijn van discrepantie tussen wil en verklaring ogv geestelijke stoornis, dan zal de geestelijk gestoorde ogv dit artikellid moeten bewijzen dat hij op het moment van de rechtshandeling geestelijk gestoord was én dat zijn wil tot het verrichten van de rechtshandeling in verband met die geestelijke stoornis heeft ontbroken. Maw: de geestelijk gestoorde moet aantonen dat er sprake was van een geestelijke stoornis en dat er sprake is van causaal verband tussen die geestelijke stoornis en het ontbreken van de wil tot het verrichten van de rechtshandeling.

Rapporteer Plaats commentaar