Dan terugvallen op algemene gelijke behandelings-normen (art. 1 Gw, 26 IVPBR), via de band van het goed werkgeverschap (7:611 BW).
Het – zwaarwegende – beginsel van gelijk loon voor gelijke arbeid moet slechts ‘in aanmerking worden genomen’ > niet doorslaggevend dus.
Overeengekomen, niet objectief gerechtvaardigd, beloningsverschil pas ongeoorloofd als de ongelijkheid in beloning naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (= zware 6:248.2 toets!)
Uitgangspunt: gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat, ‘in aanmerking worden genomen’.