Geef van zowel de myxomycota (echt slijmzwammen) en dictyosteliomycota (cellulaire slijmzwammen) twee kenmerken.
Geef van beide groepen de levenscyclus (accentueer het verschil tussen de twee levenscycli).

  • - De myxomycota hebben een veelkernig 'eet'-stadium (het plasmodium (2n)).
    - De myxomycota hebben een diplonte levenscyclus.

    - De dictyosteliomycota hebben een 1/meercellig eetstadium (de amoebes en de pseudoplasmodia (n)).
    - De dictyosteliomycota hebben een haplonte levenscyclus.

    - Myxomycota: diplont. Beginnend bij de zygote die een meercellig plasmodium (2n) vormt bestaande uit meerdere cellen. Vervolgens ontstaan er uit het plasmodium sporangia (2n) die met behulp van meiose sporen (n) kunnen produceren van waaruit amoebes en gameten (met flagellen) kunnen ontstaan. Vervolgens kunnen er door middel van karyogamy tussen de amoebes onderling of gameten onderling nieuwe zygotes (2n) ontstaan, van waaruit weer nieuwe plasomodia kunnen ontstaan.
    - Dictyosteliomycota: haplont. De zygote blijft ééncellig, waarna er door middel van meiose amoebes (n) ontstaan uit de zygote. De amoebes vormen de eet-fase. Op een gegeven moment kunnen de amoebes samen aggregeren, waardoor er een pseudoplasmodium ontstaat, waarbij iedere cel zijn eigen identiteit blijft behouden. Uit het pseudoplasmodium kunnen er vervolgens sporangia (fruiting bodies (n)) ontstaan van waaruit weer sporen kunnen ontstaan, van waaruit weer nieuwe amoebes (n) kunnen ontstaan. De zygoten ontstaan, doordat amoebes (n) onderling kunnen fuseren, waardoor er een diploïde (2n) zygote ontstaat.

    Rapporteer Plaats commentaar