Geef twee redenen waarom het instructievraagstuk zo relevant is.

  • 1. Dogmatische betekenis: bij het ontstaan van conflicten binnen verhoudingen van de vennootschap zal de rechter moeten terugvallen op de bevoegdheidsverdeling uit Boek 2 BW. Bij het ontbreken van een statutaire instructiebevoegdheid (ex 239 lid 4) staat het eigen vennootschappelijk belang van de dochter voorop. Is echter wel sprake van een statutaire instructiebevoegdheid van de dochter, dan vormt het concernbelang het primaire richtsnoer (onverlet de zorgplicht van het dochterbestuur ter zake andere belangen). 

    2. Praktische betekenis: instructievraagstuk duikt bij elk onderwerp op, zoals:
    • ontslag van een bestuurder wegens weigering een instructie op te volgen (7:681 BW) --> maakt uit of er een instructiebevoegdheid is of niet;
    • verweer tegen vordering tot persoonlijke aansprakelijkheid wegens onbehoorlijke taakvervulling (ingesteld door rechtspersoon zelf ex 2:9 of derden ex 6:162 of 2:138/248);
    • of en wanneer de OR van een dochter adviesrecht krachtens het medezeggenschapsrecht ex art. 25 WOR toekomst, indien de concernleiding te kennen geeft een besluit te willen nemen dat de dochter raakt;
    • bij toepassing van het enqueterecht (zie HR Landis voor erkenning van concernenenquete waarin aandeelhouders van de holding direct bevoegd zijn verklaar om enquete te verzoeken op dochterniveau).   

    Rapporteer Plaats commentaar