Geef per gezichtsuitdrukking aan wat u kunt zien aan de ogen, mond, wenkbrauwen, etc. Bepaal welk gevoel volgens u bij genoemde gezichtsuitdrukking hoort. Blij, angst, afkeer, boos, wantrouwen, verdrietig, ongeloof, blijde verrassing, arrogant/minachting en walging

  • 1 = wantrouwen: hoofd schuin wegdraaien, fronzen.
    2 = afkeer: optrekken neus, achterover gaan hoofd.
    3 = verdrietig: ogen dichtgeknepen, mondhoeken naar beneden.
    4 = arrogant, minachtend: kin geheven, neerkijken, strakke mond.
    5 = ongeloof: open mond (kan ook gesloten), iets naar achteren gaan met het hoofd, vragende blik.
    6 = blijde verrassing: open mond, opgetrokken mondhoeken, grote ogen.
    7 = blij: opgetrokken mondhoeken, lijntjes naast de ogen, tanden bloot.
    8 = angst: grote ogen, naar binnen en omhoog getrokken wenkbrauwen, open mond.
    9 = walging: optrekken neus, uitsteken tong, rimpels bij neus.

    Rapporteer Plaats commentaar