Geef in de onderstaande gevallen aan onder welke vraag in het rechterlijk beslissingsschema de kwestie valt.
  1. De dagvaarding is niet aan de verdachte in persoon uitgereikt, terwijl hij in een Huis van Bewaring zit in afwachting van zijn berechting (dat is verplicht op grond van art. 588, eerste lid, onder a, Sv als de dagvaarding diezelfde strafzaak als waarvoor hij vastzit betreft).
  2. De verdachte is overleden.
  3. Er is twijfel of er in een strafzaak inzake doodslag (art. 287 Sr) wel voldoende bewijs is voor de tenlastegelegde opzet.
  4. De verdachte bekent het tenlastegelegde feit (diefstal ex art. 310 Sr: neem het wetboek erbij), maar niet tenlastegelegd is dat het goed aan een ander dan de verdachte toebehoorde. Het tenlastegelegde feit bevat dus niet alle onderdelen (dat noemen we: bestanddelen) van de delictsomschrijving.
  5. De verdachte handelde in noodweer.

    1. Deze kwestie valt onder de eerste voorvraag: is de dagvaarding geldig?
    2. Deze kwestie valt onder de derde voorvraag: is de Officier van Justitie ontvankelijk in zijn vervolging?
    3. Deze kwestie valt onder de eerste hoofdvraag: is het tenlastegelegde feit bewezen?
    4. Deze kwestie valt onder de tweede hoofdvraag: welk strafbaar feit levert het bewezenverklaarde op (oftewel: is het feit strafbaar)?
    5. Deze kwestie valt onder de derde hoofdvraag: is er een reden voor strafuitsluiting (oftewel: is de verdachte strafbaar)? 

    Rapporteer Plaats commentaar