Stel X zakt voor een examen. Een leraar vraagt zich af of dit nu aan X ligt of aan de examenopgaven. -Een leraar zal het gedrag van X eerder toeschrijven aan e opgaven, dat wil zeggen extern, wanneer de consensus hoog is ( klasgenoten zakken ook voor het examen), wanneer de consistentie hoog is ( X is al vaker voor dat examen gezakt( er wanneer de distinctiviteit hoog is ( X zakt alleen voor dit examen, niet voor andere) -Een leraar schrijft dat zakken eerder aan X zelf toe , dat wil zeggen intern, wanneer andere klasgenoten wel slagen ( consensus laag) wanneer X herhaaldelijk zakt voor dat examen( consistentie hoog) en wanneer X voor alle examens zakt ( distinctiviteit laag)