Geef een paar voorbeelden van een context voor het delen.

    • Er gaan 6 appels in een netje. In de kist zitten er 30. Hoeveel netjes kun je vullen?
    • Janna bakt 21 koekjes, er gaan er drie in een zakje. Hoeveel zakjes kan Janna vullen.

    Rapporteer Plaats commentaar