Geef een korte karakterisering van de vier Atheense scholen uit de vierde eeuw voor Christus. 

  • 1. Academie, ideeën van Plato. Het bestaan van een goddelijke wereld. Vergankelijke wereld is gebrekkige weergave van volmaakt, onveranderlijke ideeën. Verandering kan niet. Wiskunde speelde belangrijke rol. Geloofde in een Ideeënwereld. Wij zijn een gebrekkige weergave van deze onveranderlijke wereld. Alleen kennis van deze Ideeënwereld is wetenschap en kan alleen verkregen worden middels het verstand. Plato was verder ook bezig met ethiek en politiek.
    2. Lyceum, ideeën Aristoteles. Kennis van ideeën uit zintuigelijke waarnemingen en vormen onlosmakelijk verbonden met materie. Verandering kan en nieuw wereldbeeld. Hield zich o.a. bezig met Ethiek, Logica en Natuurfilosofie. Geloofde in doelmatigheid natuur. Verschilde van Plato, Aristoteles was van mening dat kennis van de natuur ook verkregen kon worden met waarnemingen. Onder andere bezig met elementen, het boven- en ondermaanse. Logica van Aristoteles is onze logica. Leerling van Plato.
    3. Stoa, gingen uit van geesten en goddelijke substanties. Zeno, Materie en pneuma, deugd, ascetisch leven (312 v. Chr.)
    4. Tuin, geen sprake van bovennatuurlijke dingen. Epicurus (307 v. Chr.) Atomisme, genot hoogste goed (307 v. Chr.)

    Rapporteer Plaats commentaar