Geef de visie op kunst van Immanuel Kant weer, zoals hij die in 1790 formuleerde in zijn Kritik der Urteilskraft.

  • Kant scheidt de schoonheidservaring principieel van verstandelijk inzicht en zedelijk normbesef.Schoonheid is iets wat zuiver is. Het kunstwerk is een autonome, organische schepping met eigen vormkracht en inwendige wetmatigheid. 

    het ideaal waaraan de kunstenaar gestalte kan geven, heeft geen goddelijke oorsprong, want berust enkel op een subjectief gevoel en heeft op zichzelf beschouwd ook geen rationele of morele inhoud.

    Schoonheid in de natuur kunnen wij ervaren zonder er zelf iets aan te doen, terwijl een kunstwerk welbewust door mensen wordt gemaakt. De schoonheid in een kunstwerk is volgens Kant altijd een imitatie (een mimesis!) van de orde die er in de natuur aanwezig is, en daarom kunnen wij schoonheid en sublimiteit ervaren in de kunst. Kunstwerken zijn voor Kant symbolen van de schoonheid en de grootsheid in de natuur – en in het verlengde daarvan, van een hogere order, noem het God, waarvan wij het bestaan in het esthetisch oordeel veronderstellen. Een kunstenaar is voor Kant het genie, dat door zijn aanleg in staat is om als instrument te dienen voor het scheppen van de ervaring van schoonheid of het sublieme. De kunstenaar is zich dat niet verstandelijk bewust – dat kan immers niet -, maar handelt zuiver gevoelsmatig. In die zin verschilt hij ook hemelsbreed van een wetenschapper, die juist in ieder opzicht rationeel moet werken.

    Rapporteer Plaats commentaar