Geef de samenvatting inclusief feiten van de Mauritius-casus

  • In het arrest van 5 juni 2015 is sprake van twee Nederlandse bv’s (X1 en X2), die deel uitmaken van het A-concern. De tophoudster van dit concern (A) is gevestigd in Zuid-Afrika. A houdt alle aandelen in haar eveneens in Zuid-Afrika gevestigde dochter (B). In 2007 wordt door A 1 miljard dollar opgehaald door middel van een aandelenuitgifte. Deze aandelenuitgifte is goedgekeurd door de centrale bank van Zuid-Afrika. X1 en X2 hebben al langer gepland om een aantal aandelenacquisities te doen. Door A wordt 581,4 miljoen dollar rechtstreeks overgemaakt naar X2. De rest van de gelden mag niet rechtstreeks naar X1 en X2 worden overgemaakt, omdat hiervoor geen toestemming is gegeven door de Zuid-Afrikaanse centrale bank. De SARB–goedkeuring voor overboeking naar een niet-Zuid-Afrikaanse vennootschap gold slechts voor het deel van de emissieopbrengst gestort door buiten Zuid-Afrika gevestigde beleggers. De overboeking aan X1 en X2 is contractueel en boekhoudkundig echter als volgt verwerkt:

    Hiervoor zijn in bovenstaande structuur de volgende stappen doorlopen:
    1. A heeft aandelen uitgegeven.
    2. Met de middelen die A door deze aandelenuitgifte heeft verkregen heeft A een lening verstrekt aan B.
    3. B heeft dit geld vervolgens in C gestort.
    4. C heeft een renteloze lening aan D verstrekt.
    5a. D heeft een rentedragende lening aan X1 verstrekt.
    5b. D heeft een rentedragende lening aan X2 verstrekt.
    6. X1 en X2 hebben met de middelen die zij ingeleend hebben van D acquisities verricht.

    De Hoge Raad benadrukt dat ook bij een externe acquisitie voldaan dient te worden aan de dubbele zakelijkheidstoets. Dit oordeel is in lijn met de wettekst van art. 10a, lid 3, onderdeel a, Wet VPB 1969. Hoewel de wettekst op dit punt helder is, zijn door de jaren heen in beleid en in jurisprudentie verschillende uitzonderingen zichtbaar geworden, waarin een enkele toetsing voldoende (b)leek.

    Rapporteer Plaats commentaar