Geef de benaming van enkele hoofdafmetingen en daarbij de betekenis:
Onder de hoofdafmetingen wordt verstaan de lengte, de breedte en de holte. De hoofdafmetingen van schepen worden bepaald door de te bevaren rivieren en kanelen en de te passeren bruggen en sluizen.
LOA: Lengte over alles LLL: Lengte tussen de Loodlijnen Loodlijnen in geladen toestand, opgericht op de waterlijn van de voorkant van de voorsteven tot de achterkant van de achtersteven BOA: Breedte over alles. Wordt gemeten op het breedste gedeelte van het schip met inbegrip van de berghouten (belangrijk voor bruggen en sluizen) Holte: hoogte in de zijden. Wordt gemeten in het midden van de lengte LLL van de onderkant spanten tot dekbalken in de zijde. Diepgang: Verticale afstand van het schip van de onderkant tot de waterspiegel Uitwatering: Verticale afstand van de waterspiegel tot aan het dek Vrijboord: het vlak van de grootste inzinking en het laagte punt van het gangboord Kruiplijn: Het hoogste vaste punt van een schip in ongeladen toestand. van belang of een schip onder een brug door kan of niet.