1. Geef aan welke oplossing(en) de Grondwet kent voor het geval er geen opvolger van de koning is aan te wijzen.

  • De Grondwet (art. 30 Gw) gaat uit van het voortduren van de monarchie. Het eerste lid van artikel 30 Gw regelt de benoeming van een opvolger van een in leven zijnde koning en het tweede lid regelt de benoeming van een koning in het geval dat bij overlijden of afstand van het koningschap een koning ontbreekt.

    Rapporteer Plaats commentaar
    1. De Grondwet (art. 30 Gw) gaat uit van het voortduren van de monarchie. Het eerste lid van artikel 30 Gw regelt de benoeming van een opvolger van een in leven zijnde koning en het tweede lid regelt de benoeming van een koning in het geval dat bij overlijden of afstand van het koningschap een koning ontbreekt.
      • Benoeming van een opvolger van een in leven zijnde koning geschiedt bij wet. Het initiatief is voorbehouden aan de regering. Na indiening van het voorstel worden de Kamers ontbonden en vinden verkiezingen plaats. De nieuwe Staten-Generaal beraadslagen en besluiten in verenigde vergadering. Voor aanneming van het wetsvoorstel is een gekwalificeerde meerderheid van twee derde van de stemmen vereist.
      • Benoeming van een koning geschiedt door het parlement binnen vier maanden na het overlijden of de afstand van de koning. De wetsvorm is niet voorgeschreven, hetgeen impliceert dat medewerking van de regering niet is voorgeschreven. Volgens de grondwet is benoeming van een koning een exclusieve aangelegenheid van het parlement. Het tweede lid van artikel 30 Gw geeft geen uitsluitsel over de vraag wie het voorstel voor benoeming van een koning moet doen. Dit kunnen leden van de Staten-Generaal zijn, maar ook de regering (op dat moment bestaande uit de ministers en de waarnemer van het koninklijk gezag, de Raad van State). Voor de benoeming van een koning door het parlement is een gekwalificeerde meerderheid van twee derde van de stemmen nodig.
         
    N.B.: let erop dat – hoewel hier sprake is van een benoemd staatshoofd – de monarchie gehandhaafd blijft. Na de benoeming wordt het staatshoofd vervolgens immers weer door erfopvolging aangewezen.
    Indien voor de benoeming van een koning geen twee derde meerderheid wordt behaald, kan – ondanks het ontbreken van een koning – de monarchie worden gehandhaafd. De na het overlijden of afstand van de koning ontstane situatie, te weten waarneming van het koninklijk gezag door de Raad van State of een regent (zie resp. art. 38 Gw en art. 37, eerste lid, onder e, Gw), wordt dan (voorlopig) gehandhaafd. Indien er nog geen regent is, wordt bij wet een regent benoemd.
    Een andere mogelijkheid wordt geboden door artikel 137 Gw. Hoewel de Grondwet in principe uitgaat van het voortduren van het koningschap (zie art. 30 Gw) sluit de Grondwet afschaffing van het koningschap niet uit. Daarvoor is wel een grondwetsherziening nodig. Na een daartoe strekkende grondwetsherziening verkrijgt Nederland de republikeinse staatsvorm, dat wil zeggen dat het staatshoofd op een andere wijze dan door erfopvolging wordt aangewezen, bijvoorbeeld via – directe of indirecte – verkiezingen.

    Rapporteer Plaats commentaar