1. Geef aan welke kanttekeningen vanuit het perspectief van de rechtsstaat en de democratie kunnen worden geplaatst bij de rol die de Tweede Kamer vervult bij benoemingen in de Hoge Raad.

  • Op het eerste gezicht lijkt deze rol van ´de politiek´ op gespannen voet te staan met de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Daarbij dienen echter de volgende kanttekeningen te worden gemaakt:
    • De rol van de Tweede Kamer vormt een tegenwicht tegen die van de regering, die anders ´carte blanche´ zou hebben. De rol van de Tweede Kamer vergroot in zeker opzicht de onafhankelijkheid van de Hoge Raad ten opzichte van de regering.
    • De Hoge Raad vormt het topcollege van de (gewone) rechterlijke macht en kan als cassatierechter een zeer belangrijke stempel zetten op de uitleg van de door regering en parlement vastgestelde wetten. Omdat de functionarissen die met deze gewichtige taak worden belast op overigens goede gronden voor het leven worden benoemd, en niet tussentijds door regering en/of parlement kunnen worden ontslagen, ligt het voor de hand dat de belangrijkste kamer van het parlement een grote stem heeft bij de benoeming van deze functionarissen.
    • De indruk bestaat dat de Hoge Raad bij het opstellen van de aanbevelingslijsten die de Tweede Kamer gebruikt bij de voorbereiding van haar voordrachten waar mogelijk probeert te anticiperen op verlangens in de Kamer over de gewenste samenstelling van de Hoge Raad (bijv. meer vrouwelijke raadsheren). Dit kan enerzijds al te gedetailleerde belangstelling van de zijde van de Kamer voorkomen en vormt anderzijds – omdat het de Hoge Raad dwingt zich te verdiepen in mogelijke wensen van de Kamer – enigszins een tegenwicht tegen de ontwikkeling van de Hoge Raad tot een ´ivoren toren´, een gevaar dat bij zo´n college anders al gauw op de loer ligt.
    • De Tweede Kamer stelt zich bij het doen van een voordracht terughoudend op en volgt doorgaans de aanbevelingslijst die de Hoge Raad haar heeft doen toekomen. Een iets minder grote terughoudendheid zou goed denkbaar zijn en is in een democratische rechtsstaat ook niet per definitie onaanvaardbaar. Zo zou te verdedigen zijn dat de vaste kamercommissie voor Justitie kandidaat-raadsheren gaat bevragen over hun ´rechterlijke filosofie´. Wanneer daartoe zou worden overgegaan, zou wel moeten worden voorkomen dat kandidaat-raadsheren gedetailleerd aan de tand worden gevoeld over lopende procedures of procedures die al duidelijk in aantocht zijn. Tot dusver heeft de Tweede Kamer echter geen behoefte gevoeld aan hoorzittingen zoals bijvoorbeeld de Amerikaanse Senaat die houdt alvorens deze de President van de Verenigde Staten groen licht geeft voor de benoeming van een nieuw lid in het Hooggerechtshof.

    Rapporteer Plaats commentaar