Geef aan om welke vorm van leren het hieronder gaat:

Een zweefvlieg lijkt erg veel op een wesp. De pad (van vorige vraag) kreeg vervolgens een levende wesp aangeboden. Toen de pad de wesp wilde opeten, stak de wesp. De pad at de wesp niet op. Toen werd de pad opnieuw een zweefvlieg aangeboden. De pad reageerde niet. (Als de pad een huisvlieg kreeg, at de pad hem wel op.)