Geef aan of in de onderstaande casus sprake is van opzet of schuld.
  1. Peter heeft ruzie met zijn vriend Anton. Op een gegeven moment heeft Peter het helemaal gehad. Hij haalt uit met zijn vuist en treft Anton in zijn gezicht. Anton blijkt zijn kaak te hebben gebroken.
     
  2. Carola heeft een motor gekocht. Ze is pas net begonnen met haar motorrijlessen, maar ze wil zo graag met haar nieuwe aanwinst een ritje maken. Na een onzeker begin, rijdt Carola na de derde bocht tegen een geparkeerde auto aan. De eigenaar van de auto zit toevallig in de auto en is bezig de autogordel om te doen. Door de klap van de motor is de man naar voren geschoten en heeft hij gebroken ribben en een whiplash opgelopen. Voorlopig zal hij niet kunnen werken.
     
  3. Inge is thuis aan het werk op de computer. Zij heeft boven een studeerkamer aan de voorkant van het huis. De printer doet echter niet wat zij wil. Op een gegeven moment wordt ze zo kwaad dat ze het raam openzet en de printer uit het raam keilt. Helaas heeft zij geen voortuin en de printer landt op het hoofd van een voorbijganger, die bewusteloos raakt en met gillende sirenes naar het ziekenhuis wordt gebracht.
     
  4. Karel is het zat dat zijn buurman Stan zijn auto steeds voor de deur van Karel zet en zo zijn eigen parkeerplaats vrij houdt voor de vele mensen die Stan bezoeken. Karel heeft er weliswaar niet echt last van omdat hij zelf geen auto heeft, maar toch irriteert het hem enorm. Stan is het niet eens komen vragen, hij is er gewoon mee begonnen toen hij erachter kwam dat Karel geen auto heeft. Op een dag besluit Karel zijn sleutel eens langs de auto van Stan te halen, dat zal hem leren. Als hij boodschappen gaat doen, haalt Karel zijn sleutel langs het voorste deel van de auto van Stan. Tot zijn tevredenheid is er nu een lange witte kras zichtbaar.
     
  5. Carla is aan het werk op de manege. Tijdens het uitmesten, duwt een paard haar met flinke kracht uit zijn stal tegen Gerard aan, die net komt langslopen. Door de kracht valt Gerard op de grond en kneust zijn arm. 

    1. Dit is opzet: Peter sloeg Anton willens en wetens.
    2. Dit is schuld: Carola weet dat zij nog geen motorrijbewijs heeft en dat zij dus nog niet met de motor mag rijden. Ze weet ook dat ze onzeker is in haar rijvaardigheid. Carola had dan ook anders moeten handelen en dat had ze zich ook moeten realiseren. Ze had de motor moeten laten staan. Nu is het aan haar schuld te wijten dat de man lichamelijk letsel heeft opgelopen.
    3. Dit is schuld: Inge had niet zomaar zonder te kijken de printer uit het raam mogen gooien. Ze had moeten weten dat er iemand onder zou kunnen lopen die geraakt zou kunnen worden. Ze had anders moeten handelen. Nu is het aan haar schuld te wijten dat de voorbijganger gewond is.
    4. Dit is opzet: Karel doet dit willens en weten.
    5. Dit is opzet noch schuld: Carla duwde Gerard niet willens en wetens op de grond en heeft ook niet onvoorzichtig gehandeld. Dit is geen strafbare gedraging. 

    Rapporteer Plaats commentaar