1. Geef aan of de Staten-Generaal bij de vaststelling van de Rijksbegroting vrij zijn om een in het begrotingsvoorstel opgenomen bedrag ter uitvoering van een door het kabinet (de minister namens het kabinet) gesloten overeenkomst te verlagen of te schrappen.

  • Bij de behandeling van de voorstellen met betrekking tot de verschillende begrotingshoofdstukken zal per begrotingshoofdstuk de wetsprocedure worden gevolgd. Tijdens de algemene beschouwingen vertalen de politieke partijen, in het bijzonder de oppositiepartijen, hun kritiek op het voorgenomen kabinetsbeleid doorgaans in alternatieve beleidskeuzen. Het is gebruikelijk om deze alternatieve beleidskeuzen te onderbouwen met een financieel plan, een tegenbegroting. Er bestaat geen juridische binding van de regeringspartijen aan het regeerakkoord; er is uitsluitend politieke binding.

    Deze politieke binding sluit niet uit dat een regeringspartij het kabinet kritisch bejegent (dualisme). Mede met het oog op de eigen belangen bij het ´in het zadel houden´ van het zojuist aangetreden kabinet zal een regeringspartij met haar kritiek waarschijnlijk niet zo ver gaan dat deze kan worden uitgelegd als een motie van wantrouwen. De begrotingswetgever is gebonden aan de door minister of staatssecretaris namens de Staat gesloten privaatrechtelijke overeenkomsten. Het adagium ´overeenkomsten strekken partijen tot wet´ geldt ook voor de Staat en daarom kan de Staten-Generaal door verlaging van de in verband met de uitvoering van een overeenkomst opgenomen begrotingspost niet bewerkstelligen dat het geld anders wordt besteed. De Staat kan zich immers niet met een beroep op het ontbreken van een (voldoende middelen op de) begrotingspost onttrekken aan de nakoming van een privaatrechtelijke overeenkomst. De basis hiervoor ligt in artikel 4.9 Comptabiliteitswet 2016 (voorheen artikel 36 Comptabiliteitswet 2001), casu quo de beslissing van de Hoge Raad in het arrest De Bourbon-Naundorff.

    Rapporteer Plaats commentaar