Geef aan in welke zes periodes de auteurs het werk hebben opgedeeld. 

  • 1560-1585: de nieuwe kunst kondigt zich aan. De rederijkerskunst kent zijn triomf. 1570: nieuwe poëzieopvattingen uit het Zuiden dringen door in Leiden.

    1585-1600: het zwaartepunt van de literaire cultuur verplaatst zich naar het Noorden.

    1600-1620: In Leiden verschijnt het nieuwe drama. De Nederlandse literatuur wint aan prestige. In Amsterdam bloeit de nieuwe dichtkunst in de moedertaal op. Het individuele dichterschap maakt zich los uit de rederijkerskamers en zoekt andere organisatievormen.  (Hooft en Bredero). De krachtig gepromote katholieke hervorming, de contrareformatie, neemt het literaire leven haast volledig over. 

    1620-1650: regionalisering van de literatuur. Cats en Huygens. Vondel wordt de meest bewonderde tragedieschrijver en lyrisch dichter --> normen voor de classistische poëtica. Vanaf de jaren '40: toename van amusementsliteratuur/gelegenheidsgedichten.

    1650-1670: een periode van stabiliteit --> canonisering en verzameluitgaven.
    Verschillende soorten ontspanningsliteratuur zetten zich verder door.

    1670-1700: de regelgeving van het Frans-classicisme leidt tot een waar beschavingsoffensief. Ook verzet in normdoorbrekende ontspanningsliteratuur. De partacipatie van vrouwen aan het profane en religieuze circuit neemt zeer zichtbaar toe. 

    Rapporteer Plaats commentaar