Willekeurige gevolgtrekking: de persoon trekt een conclusie die
gegeven de omstandigheden, willekeurig is. Bijv. iemand dringt voor, dat
doet hij omdat hij mij een nul vindt.
Selectieve abstractie: de
persoon richt de aandacht op één detail, licht dat uit de context en
evalueert de hele situatie op grond van dat detail. Bijv. nieuwe fiets
gekocht, lamp kapot, dus fiets deugt niet.
Overgeneralisatie: de
persoon trekt op basis van een beperkt aantal voorvallen een algemene
conclusie (ik ben gezakt voor dat tentamen, dus ik kan de studie niet
aan).
Personalisatie: de situatie op jezelf betrekken terwijl
die niets met jezelf te maken heeft. Twee jongetjes hebben ruzie, de
moeder denkt het is mijn schuld.
Absoluut-dichotoom denken
(zwart wit denken): oordeel vellen in alles of niets, zonder
nuanceringen. Bijv een kennis komt één keer een afspraak niet na en
wordt meteen als volledig onbetrouwbaar geacht.
Emotioneel
redeneren: iemand ziet zijn eigen emotionele reactie als bewijs voor de
juistheid van de interpretatie die aanleiding gaf tot die emotionele
reactie. (ik voel me hulpeloos, daarom moeten mijn problemen wel
onoplosbaar zijn).