Geef 6 kenmerken van de bruinwieren.

  • - Bouw: bij de meeste bruinwieren is er sprake van een meercellig (dominante sporofyt bij diplophaplonte cyclus en dominant diploïd individu bij diplonte cyclus) thallus (reuzenvorm). Deze worden ook wel macrothalli genoemd. Ook is er sprake van microthalli die de kleinere gametofyten vormen bij een diplohaplonte cyclus (zoals die bijvoorbeeld aanwezig is bij Laminaria).
    - Levenscyclus: Diplohaplont met macro- en microthalli (zoals te zien is bij Laminaria sp.) of diplont (zoals te zien is bij Fucus sp.).
    - Chlorofyltypen: A + C
    - Flagellen: 2 (ongelijk --> heterokont)
    - Pigment: Naast chlorofyl A en C, bezitten bruinwieren een variëteit aan hulppigmenten, zoals fucoxanthine (dat verantwoordelijk is voor de bruine kleur), waardoor ze in staat zijn fotosynthese te verrichten op verschillende dieptes in de oceaan (bruinwieren komen bijna uitsluitend voor in zout water).
    - Reservevoedingsstof: Als reservestof beschikken bruinwieren over laminarine (een polymeer van glucose) (of mannitol of vetten, maar geen zetmeel).

    Zoals in de powerpoints staat aangegeven is het vooral belangrijk dat je de kenmerken met betrekking tot levenscyclus en bouw goed kent.

    Rapporteer Plaats commentaar