Gedragstherapie: klassieke en operante conditionering.
Er wordt ook gehecht aan ervaringskennis.
Orlemans: ervaringsweten heeft meer gedragsbepalende invloed dan weten via uitleg.

Cognitieve therapie:
Rationeel-emotieve therapie: mensen met dwingende opvattingen hebben over hoe het leven behoort te zijn, dergelijke gedachten zoals: iedereen moet me respecteren, ik mag nooit fouten maken etc.
De therapie is erop gericht dergelijke irrationele gedachten te veranderen door de clienten te leren zich af te vragen:
1. Of de gedachte wel klopt? (is de gedachte noodzakelijk)
2. of de gedachte functioneel is, (helpt de gedachte bij het uitvoeren van een taak)
3. of de gedachte doelmatig is (helpt de gedachte om conflicten met anderen te voorkomen en mijn eigen stress te verminderen?)

Cognitieve therapie volgens Beck: clienten maken systematische fouten in de waarneming en verwerking van data. (vooral bij depressie)
1. een conclusie trekken die niet volgt uit de gegevens (als iemand een vraagt stelt, denken: hij zal het wel anders bedoelen)
2. Overgenerailiseren
3. Onderwaardering (vooral de negatieve kanten van iets sterk benadrukken)
4. Absoluut dichotoom denken (in extremen denken: iets kan alleen helemaal goed of helemaal slecht zijn)

In de cognitieve therapie zoekt de therapeut met de client tegenargumenten voor de disfunctionele cognities.
Tegenwoordig werken mensen met het vier G schema.

Rapporteer Plaats commentaar