Gecontroleerde processen hebben meer aandacht nodig dan automatische processen.

 

Automatische processen zijn het resultaat van langdurige oefening.

 

Verdeelde aandacht: verschillende taken tegelijk uitvoeren.

 

De storing van een tweede taak op de eerste taak hangt af van een aantal variabelen.

- gelijkheid van 2 taken (sterk gelijkende taken storen meer)

- doet de 2e taak een beroep op hetzelfde of een ander zintuig (auditief/visueel gaat beter samen dan 2x visueel)

- hoeveel beschikbare middelen heeft elke taak nodig om correct uitgevoerd te worden. (hoe meer aandacht de eerste taak nodig heeft hoe groter het interferentie-effect van de tweede taak zal zijn)

 

Gecontroleerde processenstaan onder bewuste controle, vergen mentale inspanning, worden gemakkelijk onderbroken en zijn relatief traag (beginnend lezer)

 

Automatische processen gebeurensnel zonder bewuste aandacht en op een manier die moeilijk te onderbreken valt.  Automatische processen kunnen gemakkelijk gecombineerd worden met andere taken.

 

Overgang van gecontroleerde naar automatische processen door:

- ervaring

- schema's in geheugen

 

Strooptaak is het schoolvoorbeeld voor een automatisch proces.

Bij het zien van een woord kan men niet vermijden de betekenis ervan te activeren. Dit heet het stroop-effect.

 

Voorbeeld van uitslag van een stroopexperiment: De uitslag van het experiment is natuurlijk voor iedereen anders, de gegeven waarden kunnen dus afwijken van de uwe. Hieronder vindt u een voorbeeld van een mogelijk uitslag.

 

Conditie A 554 Conditie B 496 Conditie C 561 Interferentiefactor 65

 

Deze proefpersoon reageert het snelst op conditie B. Het benoemen van de kleurvlakken is dus het eenvoudigst. Hij reageert het traagst op conditie C. Het benoemen van de kleur van een woord dat tevens een andere kleurnaam uitdrukt is dus het moeilijkst. Dit komt waarschijnlijk doordat de geschreven kleurnaam interfereert met het benoemen van de kleur van het woord. De interferentiescore van 65 milliseconden geeft het verschil tussen beide condities weer. Het is de extra tijd die de proefpersoon nodig had om het interferentie-effect te verwerken.

Als uw grafiek wat boven die van de normgroep ligt dan hebt u wat trager gereageerd dan de normgroep. Als hij eronder ligt, was u wat sneller. Tot slot kunt u in de grafiek van de normgroep zien dat op conditie B sneller werd gereageerd dan op conditie A. Misschien is het benoemen van kleurvlakken inderdaad makkelijker dan het benoemen van kleurwoorden, maar het zou ook kunnen komen door de oefening met het experiment in conditie A. Daardoor is het reactieproces misschien geautomatiseerd en vertonen proefpersonen lagere reactietijden in de conditie B.

 

Omschakelingskosten: het omschakelen van de ene taak naar de andere taak kost tijd (van Engels naar Nederlands en vice versa)

Rapporteer Plaats commentaar