bij klievingsdelingen worden steeds meer genetisch identieke dochtercellen gevormd die steeds kleiner worden. De zogenoemde blastomeren (blast, voorloper + meros, deel) 

 

Bij de eerste klievingsdeling ontstaan twee dochtercellen die elk half zo groot zijn als de oorspronkelijke zygote. De eerste is voltooid na 30 uur na de bevruchting en de volgende met tussenpozen van 10 tot 12 uur. na 3 dagen van klievingsdelingen is het embryo dat nu aan het einde van het oviduct is een massief bolletje. Dit wordt de morula genoemd. 

 

De 2 volgende dagen als het embryo de cavum uteri (baarmoederholte) binnengaat vormen de blastomeren een blastocyste, een holle bol met een binnenste holte die de blastocoele wordt genoemd. De verschillen tussen de blastomeren van de blastocyste worden zichtbaar. 

Het buitenste hulsel van de blastocoele wordt trofoblast genoemd. Deze cellaag biedt voeding voor zich het ontwikkelende embyro. 

Uit een tweede groep cellen (de embryoblast), ligt bij elkaar in een gedeelte van de blastocyste, zal het embryo ontstaan. 

in deze tijd wordt de zona pellucida afgesloten. De blastocyste komt nu in contact met de vloeistof in de baarmoederholte. De vloeistof is rijk aan glycogeen die door klieren in het endometrium (baarmoederslijmvlies) wordt afgegeven. Dit voorziet de blastocyste van vloeistoffen. Als de blastocyste volledig is ontwikkeld maakt hij contact met het endometrium op dat moment stoppen de klievingsdelingen en begint de innesteling. 

Rapporteer Plaats commentaar