Art. 1 CISG zegt dat dit verdrag van toepassing is op koopovereenkomsten betreffende roerende zaken tussen partijen die in veschillende staten gevestigd zijn als: a. De staten partij zijn bij het verdrag, of b. wanneer volgens de regels van internationaal privaatrecht het recht van een Vedragssluitende Staat van toepassing is.


Het verdrag is niet van toepassing is partijen het hebben uitgesloten of als ze iets anders hebben afgesproken. Het CISG gaat voor het internationale privaatrecht indien beide partijen lid zijn van een verdragsstaat. Als maar een partij lid is, moeten de regels van int. privaatrecht gevolgd worden, maar het kan dus zo zijn dat ook die wijzen naar het verdrag. Indien een van de partijen geen lid is, moet aan de hand van de Verordening Rome-1 worden nagegaan of het recht van een verdragsstaat van toepassing is. Zo ja, dan is het CISG alsnog van toepassing. Op basis van het verdrag kunnen partijen niet zomaar kiezen voor het CISG indien geen van beide partijen in een verdragsstaat gevestigd is.
Verdragsstaten zijn niet automatisch gebonden aan het gehele verdrag. Men kan voorbehouden maken (art. 92). Staten kunnen gebondenheid aan deel II of III uitsluiten. In dat geval worden zij beschouwd als geen verdragsstaat voor dat deel. Ook kan men gebondenheid aan art. 1 lid 1 sub b uitsluiten (art. 95). Het Nederlandse recht bepaalt dat als een buitenlandse rechter NL's recht toepast, hij het CISG moet toepassen.
Voor het CISG is de plaats van vestiging van belang en niet de nationaliteit van partijen (art. 1 lid 3). De term "vestiging" is echter niet goed bepaald. Indien een partij meerdere vestigingen heeft, geldt de vestiging die het nauwst bij de overeenkomst betrokken is (art. 10 sub a). Heeft een partij geen vestiging, dan telt zijn verblijfplaats (art. 10 sub b). Wanneer de overeenkomst is gesloten door een vertegenwoordiger, moet eerst bepaald worden wie partij is bij de overeenkomst. CISG bepaald hier niets over, daarom moet worden terug gevallen op internationaal privaatrecht. Art. 1 lid 2 bepaalt het vertrouwen van partijen als zij denken dat het om een nationale ovk gaat. Als uit ovk, transacties of informatie niet blijkt dat partijen hun vestiging hebben in verschillende staten en één van de partijen wist dat niet, moet het CISG buiten beschouwing blijven.
Het CISG is van aanvullend recht (art. 6). Dit geldt alleen niet voor art. 12, maar dat art is slechts van toepassing in geval van een voorbehoud van art. 96. Partijen kunnen ook iets anders afspreken. Daarvoor is nadrukkelijke afwijzing van het verdrag niet noodzakelijk. Dit kan ook worden opgenomen in de AV. Als partijen het gehele CISG willen uitsluiten, moeten ze dat wel nadrukkelijk vermelden. Een rechtskeuze voor een staat die geen partij is bij CISG geldt ook als uitsluiting. Als partijen kiezen voor een staat die wel partij is, is het CISG van toepassing indien niet nadrukkelijk uitgesloten. Uitgangspunt is dat het verdrag deel uitmaakt van recht van de verdragsstaten.

Rapporteer Plaats commentaar