Algemene begrippen H11:
Erytrocytose wordt gedefinieerd als een toename van het totale rodecelvolume (RCV)
Polycytemie = een verhoogd hematocriet i.c.m. een normaal bloed (plasma) volume
Flebotomie = geregelde aderlating
Hematurie = rode bloedcellen in urine
Hemofilie (ook wel bloederziekte genoemd) is een erfelijke stoornis in de bloedstolling. Het bloed kan niet goed stollen omdat een bepaaldestollingsfactor in het bloed ontbreekt. 
hemolytische aandoening bij de pasgeborene = antistoffen van mama breken rode bloedcellen van het kind af.
Leukemie = een tumor van bloedvormende weefsels -> veel witte bloedcellen in bloed
Leukopenie = te weinig witte bloedcellen in bloed
Septikemie = aandoening waarbij bacteriën en hun gifstoffen in het bloed door het hele lichaam worden verspreid.
Sikkelcelanemie = vorm van bloedarmoede veroorzaakt door vorming van een afwijkende vorm van hemoglobine waardoor rode bloedcellen bij lage pCO2 sikkelvormig worden.
Thalessemie = erfelijke bloedziekte die ontstaat doordat het geproduceerde glucose een afwijkende vorm heeft. 


Functies bloed:
- transport van opgeloste gassen, voedingsstoffen, hormonen, afvalproducten
- reguleren pH en mineralensamenstelling
- beperken van bloedverlies door beschadigde vaten (stollen)
- verdediging tegen ziekteverwekkers
- reguleren van lichaamstemperatuur


Hemopoëse:

is een proces waarbij uit een multipotente, hematopoëtische stamcel in het rode beenmerg bloedcellen en bloedplaatjes gevormd worden.

Rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes hebben een beperkte levensduur. Zij dienen daarom voortdurend vervangen te worden door nieuwe cellen. De stamcellen in het rode beenmerg zorgen hiervoor. Deze stamcellen kunnen uitrijpen (differentiëren) tot verschillende soorten bloedcellen.
myoloïde stamcellen -> rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes (en dendrieten)
lymfioïde stamcellen -> alleen witte bloedcellen (en dendrieten)

vol bloed = bloedplasma + vaste bloedbestanddelen

Veneuze punctie omdat:
1. aders liggen oppervlakkig -> makkelijk te vinden
2. wanden van venen zijn dunner dan die van arteriën
3. Bloeddruk in veneuze systeem is betrekkelijk laag -> snelle genezing 

Arteriële punctie om:
er achter te komen hoe efficiënt de gaswisseling in longen verloopt. bepalen van temperatuur, viscositeit en pH

Plasma-eiwitten (90% gemaakt in de lever):
1. albuminen
2. globuminen: immunoglobulinen en transporteiwitten 
       - lipoproteïnen: globuminen betrokken bij transport van vetten
3. fibrinogeen: wordt omgezet in fibrine(draden) tijdens bloedstolling 

afname van plasma eiwitten zou kunnen leiden tot:
1. afname osmotische druk van bloedplasma
2. verminderd vermogen infecties te bestrijden
3. afname van transport en binding van bep. ionen, hormonen e.a.
4. slecht stollend bloed

serum = plasma zonder stollingseiwitten

Rode bloedcellen:

- groot oppervlak
- leven kort +/- 120 dagen
- geen kern
- bevat hemoglobine eiwitten
- vorming vindt voornamelijk plaats in rode beenmerg 

myeloïde weefsel = rode beenmerg, vooral in grote pijpbeenderen, bekken, schouderbladen, borstbeen, ribben en wervels

Hemoglobine:
Globulair eiwit bestaande uit 4 subeenheden. Elke subeenheid heeft 1 haem-molecuul dat 1 ijzerion bevat die met 1 zuurstofmolecuul kan reageren.





Rapporteer Plaats commentaar