9. Religie in de enge zin is de band tussen God en mens. Dit schept zuiver religieuze plichten voor de gelovige mens. Dit onderscheidt zich door hun inhoud van de morele en rechtsplichten. Wel vergt dit gehoorzaamheid aan de wil van God. Uit kracht hiervan houdt de gelovige zich ook aan deze wil t.o.v. zichzelf en de medemens. Naleving van de geboden, hetzij door ingeving of door wat de bijbel, koran, etc. stelt. De moraal wordt in sterke mate bepaald door de religie. Hieruit voortvloeiend heeft men de kerk wetgevende bevoegdheid toegekend, die zich ontwikkelde tot het canonieke recht. Dit oefende sterke invloed uit op het wereldlijke recht, denk hierbij o.a. aan het huwelijksrecht. In de 16e eeuw nam het wereldlijke recht het roer in Nederland weer over. Door afscheiding van Spanje werd alleen de gereformeerde kerk nog erkend. Wetgevende bevoegdheid kwam deze alleen nog toe als de wereldlijke overheid dat toestond. Het einde van de 18e eeuw bracht een volledige scheiding van kerk en staat. De gereformeerde kerk werd een kerkgenootschap zoals alle anderen. Sindsdien is het kerkelijke recht, groepsrecht.

Rapporteer Plaats commentaar