9.5 De beginselen van een behoorlijke procesorde
Eerder werden een aantal vervolgingsbeletselen beschreven. Dat zijn omstandigheden die een beletsel opleveren voor het uitoefenen van het vervolgingsrecht.
Voor de beoordeling van de vervolgingsbeslissing van het OM gaat het met name om het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

a. Het gelijkheidsbeginsel
Doordat het OM en de politie begrenzingen kennen door gelimiteerde menskracht en financiën, bestaat er altijd een stelselmatige ongelijkheid in opsporing en vervolging van strafbare feiten. Gezien echter tegen de achtergrond van de beperkte middelen waarmee het toezicht op de naleving van de strafwet door justitie moet worden gerealiseerd, is dit soort 'speldenprikkenbeleid' geen schending van het gelijkheidsbeginsel. Daarvan is pas sprake indien er in vergelijkbare gevallen een ongerechtvaardigd verschil in strafvorderlijke benadering bestaat.


b. Het vertrouwensbeginsel
Verdachten moeten als algemene regel de overheid in redelijkheid kunnen houden aan verwachtingen die zij heeft opgewekt. Als een officier van justitie aan een verdachte mededeelt dat deze ter zake van een bepaald feit niet zal worden vervolgd, eist het vertrouwensbeginsel dat de officier, behoudens bijzondere omstandigheden, deze belofte gestand doet. Een vervolging die is aangevangen in weerwil van een expliciete toezegging door de officier van justitie dat er niet vervolgd zal worden, kan dus stuklopen op het vertrouwensbeginsel. Hetzelfde geldt voor gerechtvaardigde verwachtingen van verdachten die zijn ontstaan door vervolgingsrichtlijnen.

Rapporteer Plaats commentaar