9.4 Vervolgingsbeletselen
Niet in alle gevallen bestaat na een geconstateerd strafbaar feit de mogelijkheid om de verdachte van dat strafbare feit te vervolgen. Er moet voldaan zijn aan een aantal basisvoorwaarden. Het niet voldaan zijn aan een voorwaarde levert een vervolgingsbeletsel op.

a. Rechtsmacht (jurisdictie)
In 2 t/m 8 Sr is geregeld in hoeverre NL rechtsmacht heeft over strafbare feiten. Deze artikelen bepalen in welke gevallen de Nederlandse strafwet van toepassing is op een gepleegd strafbaar feit. Als dit niet het geval is, heeft de officier uiteraard geen recht tot vervolging. De hoofdregel van de rechtsmacht vindt men in art. 2 Sr:
De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich in NL aan enig strafbaar feit schuldig maakt.

Dit uitgangspunt wordt aangeduid met het territorialiteitsbeginsel.
Niet alle buiten NL gepleegde feiten vallen buiten onze jurisdictie. Er is een categorie feiten waarover NL rechtsmacht claimt, ongeacht waar deze feiten plaatsvinden en ongeacht de nationaliteit van de dader. Deze feiten, die staan opgesomd in 4 Sr, hebben voor een groot gedeelte gemeen dat zij schade kunnen toebrengen aan de belangen van de Nederlandse Staat, zodat deze de mogelijkheid van berechting in ons land, deels uit oogpunt van bescherming, aan zich heeft getrokken. Het gaat om zaken als het plegen van een aanslag op de koning (92 Sr) en andere misdrijven tegen de veiligheid van de Staat. Maar NL claimt in art. 4 onder 3 Sr ook ongeclausuleerde jurisdictie t.a.v. valsemunterij.

Samenvattend kan men stellen dat het uitgangspunt bij het vestigen van rechtsmacht het territorialiteitsbeginsel is, maar dat de wet in bepaalde gevallen de mogelijkheid opent om feiten die begaan worden in het buitenland, zowel door Nederlanders als niet-Nederlanders, in Nederland te berechten.

Rapporteer Plaats commentaar