8.3.12 Infiltratie, pseudo-koop en pseudo-dienstverlening
Infiltratie wordt door de wet omschreven als het deelnemen of medewerking verlenen aan een groep van personen waarbinnen, naar redelijkerwijs kan worden vermoed, misdrijven worden beraamd of gepleegd (126h Sv). Infiltratie kan plaatsvinden binnen criminele organisaties (deelnemen), maar kan ook van buitenaf plaatsvinden (medewerking verlenen), door faciliteiten aan te bieden als transportmiddelen of opslagruimte.
Voor de infiltratie is een bevel van de OvJ aan een opsporingsambtenaar nodig. Dit kan slechts gegeven worden in geval van verdenking van een misdrijf, 67 lid 1 Sv, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert (126h lid 1 Sv).

Uiteraard is het van groot belang dat de ware bedoeling van de infiltrant niet bekend wordt. Hij zal dan ook altijd onder een valse identiteit werken. Hij is undercover. De undercoveragent zal, om zo onopvallend mogelijk te opereren, soms gedwongen zijn strafbare feiten te begaan. Omdat de infiltrant handelt o.g.v. een bevel van de officier van justitie, zal hij zich kunnen beroepen op de rechtvaardigingsgrond bevoegd gegeven ambtelijk bevel in het geval hij zelf strafrechtelijk vervolgd zou worden (43 Sr).

Voor acties die een min of meer eenmalig karakter hebben, bepaalt 126i Sv dat de opsporingsambtenaar goederen of diensten mag afnemen van verdachte. Er wordt gesproken van pseudokoop respectievelijk pseudo-dienstverlening. Het initiatief tot het begaan van strafbare feiten mag niet van de infiltrant of de pseudo-koper uitgaan. Deze regel wordt aangeduid als het Tallon-criterium.

Rapporteer Plaats commentaar