8.2.3 De aanvang van het opsporingsonderzoek
Een opsporingsonderzoek zal pas kunnen starten wanneer opsporingsambtenaren op de hoogte zijn geraakt van bepaalde verdachte feiten of omstandigheden. Bij delicten met een slachtoffer zal aangifte worden gedaan door het slachtoffer. Een aangifte moet worden gedaan bij een ambtenaar (163 Sv). Meestal is dit een opsporingsambtenaar die werkzaam is op het politiebureau. Die ambtenaar is verplicht om de aangifte te ontvangen (163 lid 5 Sv).

Sommige delicten kunnen slechts worden vervolgd wanneer het slachtoffer een verzoek tot vervolging doet bij de aangifte. Er wordt dan van een klacht gesproken (164 lid 1 Sv). Een voorbeeld is belediging. Een klacht wordt gedaan op dezelfde manier als een aangifte, zij het dat deze alleen door een (hulp)officier van justitie mag worden opgenomen. Deze is verplicht de klacht te ontvangen (165 Sv).

Niet alleen slachtoffers, maar ook anderen kunnen aangifte doen wanneer zij kennis hebben van strafbare feiten. In sommige gevallen zijn zij hiertoe verplicht. Zo is een ieder die weet dat de misdrijven als genoemd in art. 160 lid 1 Sv beraamd worden, verplicht hiervan aangifte te doen. Verzuim hiervan levert een strafbaar feit op (135 en 136 Sr). Hieruit blijkt dat aangifte niet alleen mogelijk is tav feiten die al gepleegd zijn: ook beraamde feiten kunnen worden aangegeven.

Natuurlijk zijn er ook andere mogelijke startpunten voor een opsporingsonderzoek dan de aangifte en klacht. Zo kan een melding of tip binnenkomen, kunnen er klachten zijn of betrapping op heterdaad.

Rapporteer Plaats commentaar