7. Constitutionele monarchie (1814)

De Koning benoemde en ontsloeg ministers, die waren alleen aan hem verantwoording schuldig. Hij mocht voor alle onderwerpen waarvoor geen wet nodig was zelf algemeen verbindende voorschriften maken, algemene maatregelen van bestuur, zonder machtiging van de S-G. Met de samenvoeging met België ontstonden 1e en 2e Kamer. (1815)


Grondwet 1840 Strafrechtelijke ministeriele verantwoordelijkheid
Invoering strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid voor daden in strijd met de Gw of andere wet. Minister(s) moest(en) besluiten van de Koning medeondertekenen zodat duidelijk werd welke minister strafrechtelijk kon worden aangesproken. Deze bestaat nog steeds maar slechts op papier.
 
8. 1848: grondwetsherziening van Thorbecke.
  • Schreef: Aanteekening op de Grondwet en Bijdrage tot herziening van de Grondwet.
  • Hij was ook de geestelijk vader van de Provincie- en Gemeentewet waardoor deze ook een zelfstandige positie in het staatsbestel kregen.

Gw 1848:
Tweede Kamer wordt rechtstreeks gekozen (door vermogende kiesgerechtigden). Koning krijgt uitvoerende macht en op enkele specifieke terreinen een koninklijk prerogatief. Onder ministeriële verantwoordelijkheid mocht de Koning besluiten nemen zoals onder 6. genoemd.
 
9. art. 53Gw1848 (42 gw) Politieke verantwoordelijkheid:
De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk. Door deze politieke ministeriële verantwoordelijkheid kon de S-G de regering aanspreken op het gevoerde beleid. Het maken van AMvB's werd in de praktijk een bevoegdheid van ministers.</div

Rapporteer Plaats commentaar