7.3.4 De getuige
Getuigen kunnen personen zijn die het strafbare feit hebben zien gebeuren (ooggetuigen); ook het slachtoffer is vaak een ooggetuige. Het kan echter ook gaan om mensen die anderszins aanwijzingen kunnen geven omtrent het gebeurde of omtrent een bepaalde situatie. Vaak gaat het om aanwijzingen die slechts in combinatie met andere bewijsmiddelen van belang zijn.

Aan de verklaring van een getuige worden andere eisen gesteld dan aan de verklaring van de verdachte. De getuige wordt, voordat hij tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn verklaring aflegt, beëdigd (290 lid 4 Sv). Legt hij vervolgens een valse verklaring af, dan maakt hij zich schuldig aan meineed (295 Sv). De getuige is, in tegenstelling tot de verdachte, verplicht te verklaren. Weigert hij dit, dan kan hij in bepaalde gevallen worden gegijzeld (221 en 294 Sv). Slechts in bijzondere gevallen is de getuige gerechtigd zich van een verklaring te onthouden. Bv. wanneer de getuige het risico loopt door het afleggen van een verklaring zelf te worden vervolgd 219 Sv). Geeft de wet de getuige het recht te zwijgen, dan wordt gesproken van een verschoningsrecht.

Veel getuigen zijn ook slachtoffers. Slachtoffers hebben bepaalde rechten in het strafproces. Wenst een slachtoffer zijn schade vergoed te krijgen, dan kan het zich in het strafproces voegen als benadeelde partij. Wanneer de rechter de verdachte veroordeelt, zal deze ook een oordeel geven over deze vordering tot schadevergoeding. Daarnaast kan een slachtoffer soms gebruik maken van zijn spreekrecht. Hij mag dan tijdens het onderzoek ter terechtzitting vertellen over de gevolgen die het strafbare feit voor hem hebben gehad.

Rapporteer Plaats commentaar