64 man. In 2004, 2005 en 2009 werden bij hem basaalcelcarcinomen van de huid gediagnostiseerd, waarvoor hij tumorexcisie (tot in de gezonde huid) onderging, gevolgd door radiotherapie. 

In 2010 werd bij hem de diagnose astma bronchiale gesteld, waarvoor hij met twee inhalatiemiddelen wordt behandeld. In 2012 ontwikkelde hij klachten van hevige artralgieën van alle gewrichten, zodanig dat hij niet meer kon lopen en bedlegerig werd. De klachten waren niet symmetrisch, niet speciaal in handen en voeten gelokaliseerd, maar gegeneraliseerd en hij had geen echte ochtendstijfheid. De gewrichten waren niet warm, rood of gezwollen. Het ging dus om artralgieën. 

De aard van zijn ziekte werd niet duidelijk, totdat hij visusklachten ontwikkelde (die op een bilaterale uveitis posterior berustten) en binnen enkele dagen beiderzijds doof werd en een evenwichtsprobleem kreeg waardoor hij snel viel bij het lopen. Dit alles bleek het gevolg te zijn van een cochleair probleem. De combinatie van deze drie symptomen (artralgieën, uveitiden en cochleaire doofheid) past bij het zeer zeldzame syndroom van Cogan, een autoïmmune ziekte. Hij werd hiervoor behandeld met 1 mg prednison per kg lichaamsgewicht (80 mg/dag). Als profylaxe van osteoporose kreeg hij calcichew/ vitamine-D en eenmaal per week alendroninezuur, een bisfosfonaat. Zijn klachten namen daarop af: de artralgieën verdwenen, de doofheid nam af en de visus verbeterde sterk. De prednisondosering werd heel geleidelijk verminderd tijdens toevoegen van immuno-suppressiva: via 50 mg naar nu 30 mg prednison per dag.

 

In december 2012: De huisarts stelde een urineweginfectie vast en behandelde hem met antibiotica, aanvankelijk met succes.  de pijnklachten echter weer toe. Hij werd naar de afdeling Spoedeisende Hulp verwezen. Daar werd hij lichamelijk onderzocht: temperatuur 36.6ºC, RR 140/80 mm Hg, polsfrequentie 80/minuut r.e. Over de buik werd normale peristaltiek gehoord, maar de linker onderbuikshelft bleek zeer drukpijnlijk te zijn met défense musculaire en ook actief spierverzet. Er was geen slagpijn in de nierloges en ook het overig lichamelijk onderzoek leverde geen afwijkingen op. Op college werd differentiaal-diagnostisch gedacht aan een vastzittende steen in de linker ureter, aan een niercel-carcinoom (Grawitztumor), pyelitis, darmperforatie, diverticulitis.

 Er was dus een matige anemie ontstaan (bij behandeling met immuunsuppressiva) en er waren verschillende tekenen van infectie (CRP, BSE, leukocytose). Daarnaast bleek dus ook een (secundaire) diabetes mellitus tijdens het prednisongebruik ontstaan te zijn. Hij werd daarvoor met metformine behandeld. Er werd een echo van de buik gemaakt, waarop een ontstoken divertikel werd gezien. De diagnose op dat moment was dus diverticulitis.

Erhe buikpijn:  Een CT-scan van de buik en rug gaf een vochtcollectie ter hoogte van de wervels L1 en L2 te zien. Vervolgens werd een MRI van de wervelkolom gemaakt, waarop het beeld van een spondylodiscitis van L1 en 2 werd gezien. Deze MRI is op college vertoond. De neurochirurg werd in consult gevraagd. Hij schreef een corset voor. Antibioticabehandeling met flucloxacilline werd begonnen in afwachting van het bekend worden van de bloedkweken. stafylococcus aureus. De keuze voor flucloxacilline was dus juist. 

Het is de bedoeling de patiënt minstens 6 weken intraveneus met hoge doses (6 gram per dag) floxacilline te behandelen om de osteomyelitis te genezen.

 

 

Rapporteer Plaats commentaar