§6.1.2  Voorgeschiedenis

Dat met name uitvoerende kunstenaars geen auteursrechten maar naburige rechten toebedeeld hebben gekregen., is niet zo vanzelfsprekend. Hun prestatie, het uitvoeren van een ‘werk’, is verkrijgbaar met de prestatie van vertalers en arrangeurs, die wel door het auteursrecht worden beschermd worden. In de rechtsliteratuur is dan ook vaak verdedigd dat uitvoerende kunstenaars een auteursrecht toe zou moeten komen. Toch is een dergelijke bescherming de uitvoerende kunstenaar te maken met het feit dat de Nederlandse regering bij de totstandkoming van de Auteurswet in 1912 uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat op handelingen, zoals het acteren, voordragen, zingen en het bespelen van muziekinstrumenten, geen auteursrecht kan bestaan.

Met de komst van nieuwe technieken, zoals radio en tv, werd het echter steeds meer als onredelijk ervaren dat de componisten en tekstdichters wel via het auteursrecht konden profiteren van de exploitatie van bijvoorbeeld plaatopnamen, maar de uitvoerende kunstenaar en platenproducent niet. Over eventuele bescherming via regelgeving van deze laatste twee groepen is decennia lang gedebatteerd, zowel op internationaal als nationaal niveau. Dit heeft op internationaal niveau geleid tot de Conventie van Rome van 1961, waarin de internationale basis werd gelegd voor de naburige rechten. Tien jaar later kwam de Conventie van Genève tot stand, met name bedoeld om producenten te beschermen tegen muziekpiraterij. Over de vraag of Nederland al dan niet moest toetreden tot deze verdragen en dus ook de naburige rechte diende te erkennen, is daarna op politiek niveau nog meer dan twintig jaar gediscussieerd. De WNR werd pas in 1993 ingevoerd. Dit betekende niet dat uitvoerende kunstenaars en producenten in Nederland tot 1993 op geen enkele wijze beschermd waren. Zo oordeelde Hof Arnhem op 8 januari 1972 dat het overspelen van complete grammofoonplaten op muziekcassettes en het in de handel brengen van die cassettes onrechtmatig was jegens zowel de platenproducenten als de betrokken uitvoerende kunstenaars. De basis voor deze bescherming lag niet in de Auteurswet maar in het Burgerlijk Wetboek: de onrechtmatige daad.

 

Rapporteer Plaats commentaar