55. Het strafproces bestaat uit: opsporingsonderzoek, gerechtelijk vooronderzoek (samen voorbereidend onderzoek geheten) en onderzoek ter terechtzitting. Elke fase kent een toenemend belang met toenemende bescherming voor verdachte en gewicht aan de rechter.
Wetboek 1838: van ieder (vermoeden tot) strafbaar feit werd door de politie aan de OvJ melding gemaakt waarna OvJ bepaalde of en wat er nader ondernomen moest worden. Uitgangspunt was dat de rechter uitmaakte of vervolging gerechtvaardigd was en zo ja, dan verleende hij een rechtsingang.  Zonder voorafgaande rechtsingang konden misdaden niet vervolgd worden. Bij wanbedrijven kon de OvJ zelf de verdachte aanzeggen voor de rechter te verschijnen, dit heet rauwelijkse dagvaarding. Als de verdachte daartegen bezwaar maakte, verviel deze dagvaarding en moest de rechter beslissen of rechtsingang zou worden verleend.
Vond de OvJ dat meer onderzoek nodig was, dan vroeg hij de rechter rechtsingang te verlenen en instructie (nader onderzoek) door de Rc te bevelen. de OvJ kon de zaak ook rechtstreeks in handen van de Rc stellen om voorlopige informatien in te winnen. Dan besliste de rechter na het onderzoek van de Rc of rechtsingang moest worden verleend. Politie en OvJ hadden wel bevoegdheden om te onderzoeken, maar mochten dat slechts doen als het onderzoek door de Rc niet kon worden afgewacht.
Tegenwoordig worden de meeste onderzoeken volledig door de politie uitgevoerd en geeft de OvJ slechts algemene richtlijnen.  De Rc gaat over ingrijpende zaken zoals het afnemen van iemands vrijheid. Voor afluisteren is een machtiging vereist.
De OvJ kan nog steeds een gerechtelijk vooronderzoek door de Rc laten instellen (GVO) maar doet dit nauwelijks. Rechtsingang vragen is niet meer nodig, de OvJ dagvaart rauwelijks. De verdachte kan met een bezwaarschrift tegen de dagvaarding opkomen, wat leidt tot een rechterlijk oordeel over de gerechtvaardigdheid van de vervolging. De verdachte kan buiten vervolging gesteld worden.
56. De tendens is naar een terugtreden van de Rc als onderzoeksrechter. De OvJ kan zelf vooronderzoek instellen, ook naar financiële misdrijven. De Rc wordt meer een toezichthouder en waarborg van de rechtmatigheid van het onderzoek.
57. De politie mag haar bevoegdheden uitoefenen als er een uit feiten en omstandigheden volgend redelijk vermoeden is (een verdenking). Maar wie heeft gezag voordat de opsporing begint? Dat is volgens de Politiewet 1993 de OvJ. De politie is belast met de handhaving van de openbare orde onder gezag van de burgemeester en met strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. het is van belang dat op overlappende onderwerpen OvJ, politieleiding en burgemeester hun optreden afstemmen; dit gebeurt in het driehoeksoverleg.

Rapporteer Plaats commentaar