54. Een verdachte mag zich, net als iedere burger, door een of meer advocaten laten bijstaan. De verdachte moet op diens verzoek zoveel mogelijk de gelegenheid krijgen met de raadsman of raadslieden te overleggen. Als iemand, in voorlopige hechtenis genomen, geen raadsman heeft gekozen, krijgt hij deze desnoods tegen zijn wil. De proceshandelingen van deze raadsman worden geheel aan de verdachte toegerekend. Ook al mogen verdachte en raadsman de processtukken lezen, tijdens het vooronderzoek kan hun kennisneming onthouden worden. De HR heeft bepaald dat verdachte ne raadsman ook bevoegd zijn kennis te nemen van de stukken die in het dossier behoren te zitten, ook als zitten deze er feitelijk nog niet in. Omdat de wetgever het belangrijk vindt dat de verdachte weet dat hij gedagvaard wordt hem dit in persoon uitgereikt. De raadsman krijgt een afschrift.
De verdachte hoeft niet te verschijnen en hoeft zich niet  te verdedigen. De rechter kan medebrenging gelasten. Verschijnt er niemand dan kan de rechter verstek tegen hem verlenen. De uitspraak moet berusten op wat ter terechtzitting is verhandeld. Niet alle bewijs hoeft daar rechtstreeks te worden gepresenteerd; meestal neemt de rechter genoegen met wat bij proces-verbaal is vastgelegd. (ook de HR vindt deze auditu-verklaringen geldig)
Het EHRM stelt dat het van belang is dat de verdachte ter zitting tegenargumenten kan aanbrengen en daarvoor kunnen zijn getuigen belangrijk zijn. Als verdachte het aangevoerde niet betwist, hoeven de getuigen niet te komen. Verdachte heeft het recht een getuige die tegen hem getuigd heeft en wiens verklaring hij niet erkent op de zitting te laten verschijnen. Dit heet het recht op confrontatie.
Al het andere belastende materiaal moet worden (samengevat en) voorgelezen anders mag het niet worden gebruikt. Zo wordt zeker gesteld dat verdachte op de hoogte is van wat tegen hem wordt aangevoerd. Dit heet het onmiddelijkheidsbeginsel.

Rapporteer Plaats commentaar