51. Hoe kan de kredietnemer aan de kredietgever zekerheid verschaffen?
Dat kan door persoonlijke zekerheid: borgstelling of bankgarantie. Kan de kredietnemer niet aan zijn verplichtingen voldoen dan kan de kredietgever de borg tot betaling aanspreken. Een pand- of hypotheekrecht is een goederenrechtelijke zekerheid. Gaat het om een registergoed, dan heet het hypotheek. Gaat het om een ander goed, dan heet het pandrecht.
Als de schuldeiser niet over goederenrechtelijke zekerheid beschikt, dan staat de schuldenaar met zijn gehele vermogen in voor de aangegane verbintenissen. Dat klinkt goed, want op die manier kan de schuldeiser zijn vordering nemen. Het is in de praktijk minder eenvoudig. De schuldeiser moet eerst beslag op de goederen leggen, dan een executoriale titel (een vonnis) verkrijgen om te kunnen uitwinnen (via de rechter). Dan zijn er waarschijnlijk meerdere schuldeisers die hun vordering op het vermogen van de schuldenaar willen verhalen en ontstaat het probleem van de rangorde.
Als de schuldeiser wel over goederenrechtelijke zekerheid beschikt is zijn positie veel sterker. De schuldeiser heeft geen vonnis nodig om tot uitwinning van het goed over te gaan (parate executie geheten). Ten tweede heeft de pand- en hypotheekhouder voorrang bij de verdeling van de executieopbrengst. Ten derde kan hij ook verhalen als de schuldenaar failliet is. Hij kan het faillissement negeren en buiten de curator om de goederen executeren.

Rapporteer Plaats commentaar