4.1 De pruikentijd.

Samenvatting

In de 17e eeuw was Nederland het rijkste land van Europa, maar die voorsprong ging in de 18e eeuw verloren. De goede positie in de handel verdween en de nijverheid verviel. In veel Hollandse steden namen werkloosheid en armoede toe. Maar in Amsterdam deden bankiers goede zaken.

De vrouwen droegen dure hoepeljurken en mannen droegen hét modeartikel uit die tijd: DE PRUIK. De 18e eeuw werd daarom ook wel de pruikentijd genoemd. De pruik was voor adel en hogere burgerij een symbool om te laten zien hoe belangrijk ze waren.

In de 18e eeuw werd de economische koppositie overgenomen door Engeland en Schotland, die vanaf 1707 Groot-Brittannië vormden.

Frankrijk had een standenmaatschappij. De geestelijkheid vormde de eerste stand, de adel de tweede en de rest van de bevolking de derde. De verschillen binnen de derde stand waren enorm. In de standenstaat hadden de eerste twee standen allerlei voorrechten.

Mensen moesten volgens Immanuel Kant niet zomaar geloven wat de kerk of andere autoriteiten zeiden; ze moesten zelf nadenken. Sinds de 17e eeuw waren veel wetenschappelijke ontdekkingen en uitvindingen gedaan. Daardoor ontstond het idee dat mensen met de rede, het verstand, alles konden begrijpen en verklaren. Deze manier van denken werd de Verlichting genoemd.

De aanhangers waren optimistisch. Ze dachten dat rationeel denken niet alleen zou leiden tot meer begrip van de mens en de maatschappij, maar ook tot een betere wereld en een beter leven. Verlichte denkers keerden zich tegen godsdienstig fanatisme en pleitten voor tolerantie. Ze vonden dat er niet maar één ware godsdienst kon bestaan. Een typisch verlicht idee was deïsme. De schrijver Voltaire stelde dat God een soort klokkenmaker was.

Sommigen gingen nog verder en werden aanhangers van het atheïsme. Volgens hen was er helemaal geen god.

In de tijd van de verlichting ontstond ook het idee dat alle mensen gelijke rechten moeten hebben: Mensenrechten.Een van de belangrijkste was de vrijheid, zoals vrijheid van godsdienst en meningsuiting.

Er ontstonden nieuwe ideeën over politiek en macht. De gedachte was dat de koning zijn macht van God kreeg. Maar volgens de Britse filosoof John Locke kreeg hij zijn macht van het volk. Als die zijn macht misbruikte of niet geschikt was, mocht het volk in opstand komen. Jean Jacques Rousseau vond een koning zelfs overbodig. In de rechtsstaat moest iedereen, ook de koning, zich aan de wet houden en hadden de burgers gelijke rechten.

In 1751 is de Encyclopedie gemaakt, en het was een werk van 28 delen.  Waarin allerlei onderwerpen aan de orde kwamen, zoals politiek, godsdienst, geografie en techniek.

Rapporteer Plaats commentaar