3)Gastransport  

Zuurstof  en  koolstofdioxide  lossen  slecht  op  in  bloedplasma.  De  slechte  oplosbaarheid  is  een  probleem,  doordat  

perifere  weefsels  meer  zuurstof  nodig  hebben  en  meer  koolstofdioxide  produceren  dan  het  bloedplasma  kan  

opnemen  en  vervoeren.    

Dit  probleem  wordt  verholpen  doordat  rode  bloedcellen  de  opgeloste  zuurstof-­?  en  koolstofdioxidemoleculen  uit  het  

bloedplasma  opnemen  en  binden  (  in  het  geval  van  Zuurstof)    of  gebruiken  om  oplosbare  verbindingen  te  vormen(  in  

het  geval  van  koolstofdioxide).    

Doordat  bij  deze  reacties  opgeloste  gassen  uit  het  bloedplasma  worden  opgenomen,  blijven  gassen  naar  het  bloed  

diffunderen  en  wordt  een  diffusie-­?evenwicht  nooit  bereikt.  

Deze  reacties  zijn  tijdelijk  en  volledig  omkeerbaar.    

Als  de  concentratie  van  zuurstof  of  koolstofdioxide  in  het  bloedplasma  hoog  is,  worden  de  overtollige  moleculen  door  

rode  bloedcellen  verwijderd;  

  wanneer  de  concentraties  in  het  plasma  laag  zijn  geven  de  rode  bloedcellen  hun  opgeslagen  reserves  af.  

  

Zuurstoftransport  

Slechts  1,5  %  van  de  zuurstof  in  arterieel  bloed  bestaat  uit  opgeloste  zuurstofmoleculen.  De  overige  zuurstofmoleculen  

zijn  aan  hemoglobinemoleculen  (  Hb)  gebonden,  in  bijzonder  aan  de  ijzerionen  in  het  centrum  van  de  Haemgroepen.  

Zij  vormen  HbO2  of  oxyhemoglobine.  Dit  proces  vindt  plaats  via  onderstaande  omkeerbare  reactie :  

  

Hb  +  O2  <-­?>  HbO2  

  

De  hoeveelheid  zuurstof  die  door  hemoglobine  wordt  gebonden  of  afgegeven  is  afhankelijk  van  de  P(  O2)  in  de  

omgeving.    

Hoe  lager  het  zuurstofgehalte  van  een  weefsel,  hoe  meer  zuurstof  wordt  afgegeven  door  de  

hemoglobinemoleculen  die  door  de  lokale  capillairen  passeren.  

Actieve  weefsels  ontvangen  meer  zuurstof  dan  inactieve  weefsels  

  

  

Hoeveel  zuurstof  de  hemoglobine  afgeeft,  wordt  behalve  door  de  P(O2)  ook  door  de  pH  en  de  temperatuur  bepaald.    

Actieve  weefsels  vormen  zuren  waardoor  de  pH  van  de  interstitiële  vloeistof  daalt  

Als  de  pH  daalt,  geven  de  hemoglobinemoleculen  hun  gebonden  zuurstofmoleculen  makkelijker  af.  

Hemoglobine  geeft  ook  meer  zuurstof  af  wanneer  de  lichaamstemperatuur  stijgt  

  

Deze  3  factoren  (  P(O2),  pH  en  temperatuur)  zijn  belangrijk  tijens  perioden  van  maximale  inspanning.

Rapporteer Plaats commentaar